
taal van verbeelding
Gedichtenreeksen
Bij een sterfbed ( 1 )
alweer dat ijzeren bed
’t sprei nu
herfsthemels gekleurd het
infuus naast haar
druppelt aangesloten op
wat sterven gaat
haar adem zwaar
van lucht
berekent de
ons ongeweten laatste
zucht
‘t lijden lijkt
een voorportaal van
godvergetenheid
maar soms
soms
dwalen haar ogen naar
het verhoogd
plafond alsof ’t betoog
van het waarom
daarmee
tot zwijgen wordt gebracht
Bij een sterfbed ( 2 )
mij beduidend wil ze
dat ik zwijg stil
als ’t kastje dat
de naam van nacht
draagt en
even weerloos naast haar
wacht op een dichter die
met een laatste hand
aan ’t script de dood inluidt
en ieder geluid haar teveel
vrijt schijnbaar
met de duivel die
zoals gewoonlijk
tweedracht tracht
te zaaien in het geheel
soms
is zij het die
onverstaanbaar nog
iets zeggen wil binnen
de onrust die zich van
haar meester maakt
’t steekt het af de diepte in
en nestelt zich
in broeierig geduld
waar geloof in
het godsgeheim
beproefd wordt
als druiven in de
wijnpersbak
Bij een sterfbed ( 3 )
ze gaf aan
te dorsten
naar wat water
ze morste nog
de tijd die restte
kantelde steeds
verder naar het
ten lange leste
’t schaap
aan de wand
graasde tegenover
op vruchtbaar land
vlakbij
het beekje van
verlangen dat
door de tijd verschoven
in schraal zonlicht
stroomde richting
einder
en tussen
struiken en het lover
bevonden zich
reeds kaal
zonder een enkel blad
wat dode takken
Bij een sterfbed ( 4 )
de lege gang schaars
verlicht alsof
hij wist dat dood
te lang op zich
liet wachten
een verpleegster
weet haar en
komt langs ze hangt
wat zachte woorden
aan
vensters van de nacht
alsof
ze daarmee
de gordijnen die
tekort zijn
wil verlengen
mijn god
jij ongekend gekende
die zich noemt - ik ben -
laat zomen in de gordijnen
wat mij betreft
voor wat ze zijn
wil tot haar komen
Bij een sterfbed ( 5 )
straks komen ze
haar dochters
dan mag ik gaan
zij
ademt nog
de nacht is al een
enkel uur gevorderd
de tijd
wordt er niet beter op
nu zij met
open mond
steeds
dichterbij komt
dichter
bij de dood
waarin blijkbaar
geen spoeden is
die wij
niet anders weten dan
vermoede hoop
die leven doet
Bij een sterfbed ( slot )
(beschouwingen nadien)
ik zou willen
dat ze nog één keer
kon huilen
huilen om wat is - was
en nooit gekomen
lachen de tijd voorbij
altijd tekort
minuten
uren die onopgemerkt
aan ’t aardse
versleten zijn
onaangeraakt
en toch van waarde
ik zou willen
dat haar rimpels
rimpels waren
niet glad te strijken
maar plooibaar
in de tijd
wat dood is
levendig
bespreekbaar blijft
in alle eeuwigheid
Gedichtenreeksen
Op weg naar Pasen ( 1 )
traag ontkiemt hier
stil geluk
wat slaapt ontwaakt
bijziend
uit stammen
behangen door
schraal zonlicht
eerst nog moet
het paarse van de
tijd in dichters
graf gelegd
zijn wij slechts
schouwers van
jong gras en van
verouderd steen
welks openbarst
in ons zo loos geween
doch opeens
is er die roos
dieprood blozend
doet hij ons op de tast
verstillen
Op weg naar Pasen ( 2 )
op kousenvoeten treedt hij aan
de oude stilte
de leegte toegedaan
in deze tijd van boeten en
die hem zoeken zij
doen er het liefst het
zwijgen toe opdat de
toekomst wordt verstaan
Op weg naar Pasen ( 3 )
uit pijn alleen
ontstaat het pril begin
het knotten doet de
knoppen botten
zij die verstillen
worden uit windsels opgetild
Op weg naar Pasen ( 4 )
de vogels krijgen
steeds meer praatjes
de takken aan de bomen
langzaam blaadjes
de kogels ze biechten
een zinloze dood het
dagelijks brood en
de smakelijke vissen ze
liegen de waarheid
nog even en de broze
nesten zijn
overvol van leven
Op weg naar Pasen ( 5 )
het is maart
het doodse
het schreeuwt stil
om recht
de goden
nestelen zich bij
voorbaat in het vrome
van de bomen het is
een komen en een gaan
van de eeuwen hiervoor
waar nog wat resten
van de tijd het spoor
naar nu uitzetten
is het wachten op
april of het licht wel
door wil breken
dwars door de gebeden
van ons niet weten
Op weg naar Pasen ( 6 )
ik heb je gemist vandaag
de trage nevel hing lui
tegen de vensters
belendende percelen
dragen wrevelig nog
hun wintertrui
waar ben je toch jij
die het licht het
liefst bemint in vroegte
als anti doodsbericht
Op weg naar Pasen ( 7 slot )
iets is er wat
je aanwezigheid verraadt
misschien wel de stilte
in het kwadraat
misschien je spel met
licht en donker
misschien het wonder van
de tijd die grenst aan de oneindigheid
iets is er iets dat jou verraadt
misschien ach ja misschien
doch wat wij zien is een moment
van ’t spiegelbeeld
waarin een mens zijn evenbeeld
herkend voor even
misschien moeten wij leren
leven met het raadsel
Reacties
Gedichtenreeksen
Gewekt in de winter ( 1 )
zij staat op
het donker is nog
toch staat zij op
verzonken in de dood
’t is winter ze schuift
gedachteloos
gordijnen open
een weinig weifelend
licht streelt haar
zo bleek gezicht
nog even en de stilte
waarin zij opgestaan is
komt tot leven
buiten speelt al een kind
Gewekt in de winter ( 2 )
nu zij nog slaapt
evenals het licht
staat hij voorzichtig op
een traptree kraakt
als aanzet van de dag
die zwanger de
eerste wee ontwaart
beneden is het
nog koud hij slaat
de oude fleece als
deken om zich heen
toen verscheen ook zij
net terwijl hij ’ t rolgordijn
voor god omhoog trok
over het grind van
’t schuurdak print hij
zachtjes hoopgevend licht
het eerste uur verschijnt
zo begint de dag uit
nacht geboren
hebben we ongeweten
gezamenlijk ontbeten
Gewekt in de winter ( 3 )
het is roerig buiten
wervelingen uit
onrustige wind
geboren
doen ons ontwaken
alsof het zingen al begonnen is
’t blonde licht
zoekt gaten in het wolkendek
onder het dekbed gloeit
intussen
warmte nog wat na
’t is bijna kerst
de krant valt door de brievenbus
en kopt:
vrede verder weg dan ooit
bij het ontbijt brandt
liefde onverwijld
als vlam onder de thee
Gewekt in de winter ( 4 )
het is onrustig in mij
deze nacht
zij had me nog gekust
slaap lekker
welterusten
de wind van gisteren
sliste nog wat na
niet om echt wakker
van te liggen
maar toch
zij naast mij slaapt
mijn opstaan gaat
aan haar voorbij
de lucht is helder
’t lijkt wel of hiernaast
een licht gerucht
waarneembaar is
zou het dan toch
ik wacht de ochtend
af een lach
klinkt schamper op
zoals ook verhaald
in vroeger
tijden toen werd
ongedacht het kind
geboren uit wat
dor was
het is onverwacht
druk in de laan die taalt
naar woorden