
taal van verbeelding
De lach van een kind
Door de laan schalt de lach
van een zorgeloos kind.
Over zijn klinkers huppelt
haar adem op blote voeten
een blinkende toekomst.
In dit stadium van leven is er
een bidden zonder spreken.
Knikt de oude eik instemmend
haar schreeuwen van vreugde.
Zingt haar jeugd onbelemmerd.
Pas tegen de avond
als zij zich huiswaarts begeeft,
daalt haar lichte lach neer
als zon op het bankje
schrijf ik haar blanke dag dichter.
Je staat er stiller
ik teken je en Profil
tussen de bomen in de laan
onder het maanlicht
kleurt mijn ziel
je lijnen zilver
je staat er stiller dan
de maan die van
verlangen trilt zij
die voorbijgaan
zien je niet
missen je
ongeboren schaduw
expliciet je naam die
in die ene boom gekerfd
staat waarvan ’t kwadraat
in duizendvoud
de tijd doorstaat
Ode aan de oude eik
je staat hier ongenood
kaal en bloot
gesteld
op leven
’t is winter en
de dood als
dwarsverbinder
kleurt avondzinnen rood
je staat hier al zolang
zolang ik me herinner
zolang de laan
in mijn verbeelding leeft
en nu je daar
zo staat
een hemel aanraakt
fier als een getrouwe
trotseer je
’t leermoment
immers
je bent gewend
aan de seizoenen
aan rijp en groen
aan weersinvloeden op
je houten huid
ondertussen
daag je uit - het licht
van dichtbij vergezicht
om je te kussen
opdat het
dichter komt
dichter dan een
dichter komen kan
Laantje Gedichten
De stille laan
de laan ligt stil verlaten
geen oude man of vrouw
geen kind het is er stil de
oude eik hij stelt geen vragen
stil en verlaten ligt de laan
er rijdt geen auto af of aan de
wind schildert in trage streken
een ezel voor de meester
de laan zo stil en godverlaten er zit
geen dichter op de bank er klinkt
geen woord er ritselt
geen papier alleen een holle klank
verlaten is de laan en stil
de eik hij rilt geen god die blijvend
vertoeven wil slechts in de
wind suist er een naam
wie luistert die zal gaan laan in
laan uit vertoeft een wijle schrijft
deelt uit en bladert de tijd
niet voor niet achteruit ontmoet
van tijd tot tijd de aloude meester
om samen zich neer te vlijen
op de bank onder de oude eik
en daar te delen een mensenleven
Geruchten
de morgen breekt aan
laan wordt onverkort
tot leven geroepen
zintuigen bespeuren
geur van vers brood
schoenen van gister
nog zwaar
van het lood
wachten een voet
om wakker te gaan
de zon laat verstek
het hek
bij de buren blijft dicht
oude eik en de bank
waar leven gewoonlijk
het licht ziet
’t bleef er stil
schril verblijven
wat vogels nog op
een tak die niet dood wil
toen zag ik ze gaan
samen
bedrukt was hun gang
achter bleven de
ramen die zwijgend
verzuchten
en de vogels
zij zongen geruchten
De laan uit
Ik zat eens op het bankje
“dat kon toen nog” toen
hij voorbij kwam de notaris,
strak in ’t streepjespak, een
aktetas onder zijn arm,
nam nietszeggend mijn
goedemorgen daarin mee
voor wat het waard was.
Ik vroeg me af, stel
dat we zouden ruilen ik
zijn papieren waarin een
hypotheek geregeld was, hij
mijn povere poëtenschrijfsels , die
over ’t algemeen als onbelangrijk
worden geacht.
Ik stel me voor dat hij ze
fronsend leest, hooguit even
de tijd vergeet en ik, ik verdwaal
in regelgeving, juridisch taalgebruik.
Leiden woorden wederzijds tot
taalvervreemding.
We zouden beiden,
zonder uitzondering de laan
uit worden gestuurd.
Deze bundel is te bestellen via het contactadres .
Herkenbare poëzie vanuit een verbeeldend Laantje.
Nu voor slechts € 8,00 incl verzenden.
Tot rust komen
het lichaam rust
de geest sukkelt er
wat nukkig achteraan
het bankje in de laan
probeert hem tot
schrijven te verleiden
de oude eik toont pril
zijn blanco blad als een
icoon der tijden
iets veert er in hem op nu
hij hier zo zit en schrijft het
potlood als gewoonlijk grijs
maar hier waar ook
de wilgen staan schildert
de geest zijn woorden
in alle kleuren wit
Laantje 12-05-2018
Dagbegin
Een bos van verlangen
in de ochtend geplukt.
Tussen het lange hoge gras
ligt hier de dag nog verscholen.
Maar verholen loopt liefde
hunkerend en stuntelig vooruit,
over wegen waar het kruipend
bloed zich niet te buiten kan gaan.
Maar er is een laan van verbeelding,
waar honderden bossen bloemen staan
in vazen van albast, bloembloeiend
verrassend en niet te benoemen.
Bossen van vertedering en
bijzonder verwonderen
van kleuren roze en bonte
in een dag die net is begonnen.
Chagrijnig
De vensters kleuren donker
tegen de achtergrond van
voorbijgegane dag.
Ze staren mij verwijtend aan
waar ik toch wel gebleven
was toen dag begon.
Ik had me niet laten zien
vandaag, vraag me nu niet
precies waarom, maar iets
in mij vertikt het mijn
dagelijkse tred, ’t praatje
met de overbuur,
het kind dat rekent op een
snoepje om een uur of elf.
Ik deed het niet.
Ik heb een hekel aan mezelf.
Nee, ’t zit niet lekker.
Zowel het één niet als
het ander, de gerenoveerde
laan het onbestemd gevoel
dat zich overgeeft aan
lanterfanten.
Ik kijk nog even door het raam,
Plots zie ik hem staan,
de buurman zwaaiend met
in zijn hand de krant, een
foto van de nieuwe laan,
met bank.
Dat doen ze tegenwoordig
mooi met fotoshop zei hij
enthousiast
Nu de echte nog is wat ik
dacht.